De druiven voor deze wijn worden verbouwd in Crecchio, Chieti, tussen de kust en de Majella. De druiven worden met de hand medio september geoogst in kleine dozen. Zachte persing van de druiven en fermentatie van het geklaarde sap vindt plaats in kleine stalen tanks bij een gecontroleerde temperatuur. De tweede gisting vindt plaats in Tocco da Casauria, aan de hellingen van de Monte Majella en  Monte Morrone. De flessen worden verplaatst naar oude grotten uitgegraven in de rots en opgeslagen bij een natuurlijke temperatuur van 12-16 °C, rijping op de droesem van 24 tot 60 maanden om de verfijning en complexiteit te verhogen. Vervolgens ondergaan de flessen remuage om de afdaling van de sedimenten op de kurk te bevorderen en vervolgens het ambachtelijke "dégorgement à la glace". Afhankelijk van het jaar worden tussen de 4-6g/l likeur d' expédition toegevoegd.